Aanbesteden communicatie #2: ‘Doe het samen’

Houd je de communicatie als opdrachtgever bij jezelf of laat je het aan je aannemer over? Voor een langdurig en grootstedelijk project als de Noord/Zuidlijn lijkt het communicatieadviseur Sacha van Anraat onmogelijk om als opdrachtgever de communicatie uit handen te geven. Met deze stelling opende ze hier de discussie. Wendy de Klerk en Jacqueline te Lindert hebben hier juist hele goede ervaringen mee. Deze week hun verhaal.
Voor de goede samenwerking met de aannemer ontving het Project A12 Utrecht Lunetten- Veenendaal in 2013 de Bouwpluim. De goede samenwerking in communicatie en omgevingsmanagement was de jury opgevallen. Het is dan ook geen verrassing dat omgevingsmanager Jacqueline te Lindert (Rijkswaterstaat) en communicatieadviseur Wendy de Klerk (CCPC) die samen aan de opdrachtgeverszijde van dit project werkten, het niet met de stelling van Sacha van Anraat eens zijn. Sterker nog: Verschraling treedt volgens hen juist op als je de aannemer niet betrekt. ‘Ik geloof niet zo in het opleggen van een communicatiestrategie’, zegt Te Lindert ‘Ik geloof er veel meer in dat de opdrachtnemer zijn eigen strategie vanuit zijn eigen kernwaarden moet bepalen. Alleen dan is het doorleefd en zit het ook in zijn haarvaten.’
Weerstand
A12 Utrecht Lunetten-Veenendaal was een wegverbredingsproject. In opdracht van Rijkswaterstaat heeft aannemer Poort van Bunnik 30 kilometer weg verbreed. De weg gaat voor een deel door Nationaal Park de Utrechtse Heuvelrug en doorsnijdt de kernen van welgestelde gemeentes als Maarn, Driebergen en Veenendaal. Er moesten woningen worden gesloopt en er ontstond een flinke toename van de geluidsoverlast. Kortom, een ingreep die aanvankelijk op veel weerstand uit de omgeving stuitte. De Klerk: ‘In de bewonerscommissies maakten de hogeropgeleide inwoners, met goede banen en invloedrijke netwerken, zich hard tegen de plannen. Ook actievoerders van milieudefensie waren tijdens de planstudie tegen het project en hingen letterlijk aan het kantoor van Rijkswaterstaat om het te bezetten.’ Een tevreden omgeving, snelle beschikbaarheid van de weg en tevreden gebruikers, werden de ambities voor het project. En die ambities kregen natuurlijk hun doorvertaling in het omgevingsmanagement en de communicatiestrategie. Contractueel werd Poort van Bunnik verantwoordelijk voor de bouwcommunicatie. Rijkswaterstaat hield de publiekscommunicatie onder haar hoede.
Communicerende vaten
De mate van tevredenheid wordt volgens De Klerk en Te Lindert bepaald door twee met elkaar communicerende vaten. Een harde kant: de mate van hinder die mensen door de bouwwerkzaamheden voor hun kiezen krijgen. En een zachte kant: de manier waarop ze die hinder beleven. Belangrijk daarbij zijn waarden als betrouwbaarheid, voorspelbaarheid en empathie. De Klerk: ‘Als de aannemer in staat is om de omgeving mee te nemen in de afwegingen die hij maakt, zal de beleving van die hinder op een positieve manier veranderen.’ Maar die communicerende vaten communiceren volgens hen alleen optimaal, wanneer je de aannemer ook in beide ‘vaten’ verantwoordelijkheid geeft. Te Lindert: ‘Ik wil als opdrachtgever zo min mogelijk ingrijpen in de hinderkant van de bedrijfsvoering van mijn opdrachtnemer; in die harde kant dus. Ik wil niet degene zijn die moet zeggen dat er op een bepaald moment niet gewerkt mag worden omdat dat voor de hinderbeleving beter is. Ik wil dat de opdrachtnemer er vanuit eigen verantwoordelijkheid zelf op stuurt en met oplossingen komt die daar een positieve bijdrage aan leveren.’

Rijkswaterstaat en Poort van Bunnik op feestelijk uitreiking Bouwpluim.
Hogere ambitie
Waar Te Lindert en De Klerk het wel met Van Anraat eens zijn, is dat je als opdrachtgever de regie hebt. Maar dat is voor hen wat anders dan het helemaal zelf willen doen. Te Lindert : ‘Wij besteden een deel van de communicatie uit omdat we er een hogere ambitie mee hebben. Niet om risico’s of werk af te stoten, maar vanuit de overtuiging dat zij op die punten meer kunnen bereiken dan wij. Blijkt dat zij niet méér bereiken, maar juist minder, dan kun je als opdrachtgever ingrijpen.’ Een belangrijk vehikel om die hogere ambitie te bereiken is volgens hen de aanbesteding. Om aan te geven welk belang wij aan communicatie en omgevingsmanagement hechten, hebben we er een EMVI criterium (Economisch Meest Voordelige Inschrijving) van gemaakt. Wíj geven aan wat we belangrijk vinden – zoals optimale tevredenheid van die drie groepen, maar ook dat zij niet alleen een communicatieadviseur, maar ook een omgevingsmanager, met mandaat in de organisatie, aanstellen – maar zíj geven aan hoe ze ons daarbij kunnen helpen en op welke manier ze dat gaan doen. Zo wordt onze ambitie ook hun ambitie en belangrijker nog; de manier om die doelen te behalen, is er een waar ze zelf echt achter staan. Dan versterk je elkaar en kun je in samenwerking meer bereiken.’
Kwaliteiten van de aannemer
De ervaring dat de opdrachtnemer op het gebied van communicatie alleen maar doet wat er in het contract staat en geen stap extra zet, zoals Van Anraat in haar interview vreest, hebben zij dan ook helemaal niet. Te Lindert: ‘Bij de A12 hebben we de aannemer in EMVI gevraagd de hinder te beperken én om de beleving van die hinder te managen. Poort van Bunnik heeft vervolgens zelf voorgesteld om contractueel vast te leggen dat tijdens het bouwtraject 75 procent van de stakeholders tevreden moet zijn. Uiteindelijk werd een percentage van 95 procent gerealiseerd.’ De Klerk: ‘Onderschat de kwaliteiten van een aannemer niet, die kunnen heel waardevol zijn voor je project. Maar dan moet je er wel waarden aan toekennen. Wanneer je die verantwoordelijkheid helemaal bij de aannemer weghaalt, moet je ook niet verbaasd zijn dat de motivatie om mee te denken en een stap extra te zetten bij hem weg is. Waar het om gaat, is dat je allebei delen van het verhaal te vertellen hebt en dus ook samen één compleet verhaal vertelt’. Te Lindert vult aan: ‘Alle lastige keukentafelgesprekken met de omgeving deden bijvoorbeeld de omgevingsmanager van de aannemer en ik samen. Zo werkten we niet alleen samen aan één compleet verhaal. Maar als dat verhaal consequenties had voor het proces, dan was niet ik degene die dat tegen zijn achterban moest zeggen, maar hij.’
Duurzame relaties
Volgens Van Anraat is de essentie van communicatie het aangaan van duurzame relaties met alle partijen in en om het project. Als je op die manier naar communicatie kijkt, past daar volgens haar niet in dat je je relaties in de belangrijke uitvoeringsfase van je project ‘weggeeft’ aan een partij waarvan de aanwezigheid tijdelijk is. Ook hier zijn de Klerk en Te Lindert het niet mee eens. Om te beginnen zijn er ook projecten bij Rijkswaterstaat op basis van DBFM (Design, Build, Finance, Maintain) contracten gegund. De Klerk: ‘Zo tijdelijk is die aanwezigheid van de aannemer bij ons dus niet. In het geval van de A12 blijft de aannemer na een bouwtraject van drie jaar nog dertig jaar verantwoordelijk voor het onderhoud.’ ‘Maar los van de contractvorm’, vindt te Lindert, ‘heb je er als opdrachtgever net zo goed baat bij wanneer je aannemer ook een duurzame relatie aangaat met de omgeving.’ Volgens haar werkt het juist andersom. Wanneer de aannemer zich niet verantwoordelijk voelt voor de relatie met de omgeving, straalt dat negatief af op jou als opdrachtgever. ‘Wanneer je samen zichtbaar bent en je samen verantwoordelijk voelt voor die relaties, maak je de meeste kans om ze ook daadwerkelijk goed te houden. Het is nu ook zijn naam en imago die op het spel staan.’
Soort project
En maakt het volgens de dames nog uit om wat voor soort project het gaat? Is het bijvoorbeeld bij het aanleggen van een weg in een weiland gemakkelijker om de communicatie uit te besteden dan wanneer je in een complex binnenstedelijk gebied werkt? ‘Juist andersom’, zegt Te Lindert een beetje verbaasd haast. ‘In een weiland zie ik het nut er niet zo van in om het samen te doen. Hoe ingewikkelder het project, hoe noodzakelijker het in mijn ogen is om de aannemer medeverantwoordelijk te maken voor de communicatie en een goede relatie met de omgeving.’
Discussieer mee in dit dossier
De komende weken gaan we in dit dossier dieper op dit onderwerp in. We laten voor- en tegenstanders aan het woord en gaan opzoek naar interessante samenwerkingsvormen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. Ook zijn we benieuwd naar hoe de aannemers het zelf eigenlijk ervaren. Hoe hebben zij hun organisatie er op ingericht? En wat werkt volgens hen wel en wat juist niet? Discussieer mee in dit dossier. En laat hiernaast een reactie achter.
Mijn ervaring is ook dat een goede samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer cruciaal is voor het laten slagen van een complex infrastructureel project. Als communicatieadviseur van verschillende Rijkswaterstaat-projecten heb ik altijd ingezet op deze wisselwerking. Bij een van deze projecten (de aanleg van het nieuwe Maximakanaal) deelden de communicatieadviseur van de aannemer en ik zelfs dezelfde werkkamer! Enerzijds om de lijnen tussen ons en onze organisaties letterlijk zo kort mogelijk te houden en anderzijds om aan iedereen zichtbaar te maken hoe nauw die onderlinge samenwerking is. Er werd in het begin best vreemd tegen aan gekeken, en ook voor ons was het even wennen, maar als je die onwennigheid los kan laten en elkaar vertrouwt, levert het iets moois op. Bij ons is het in ieder geval goed uitgepakt. We hoorden het meteen van elkaar als er iets speelde in de omgeving of in een van beide organisaties en konden daar gelijk samen over sparren, zonder drempel. Natuurlijk waren er ook wel eens momenten dat het wat lastiger was, want je bent natuurlijk ook van verschillende organisaties met een soms net andere kijk op de zaak. Maar uiteindelijk zijn we daar altijd goed uitgekomen, omdat je samen hetzelfde doel hebt: een tevreden omgeving en een project dat mede daardoor ongehinderd door kan gaan.